De vele gezichten van het werkwoord 'kleden': alle varianten op een rij

Gert-Jan Odijk
Oct 10, 2024By Gert-Jan Odijk

Het werkwoord 'kleden' komt in het Nederlands vaak voor, maar niet altijd met dezelfde betekenis. In deze blog gaan we verschillende vormen van 'kleden' uitleggen. Dit noemen we samengestelde werkwoorden (phrasal verbs). Ook geven we voorbeeldzinnen en een vertaling naar het Engels. Als opwarmer beginnen we met een kort verhaal met verschillende vormen van 'kleden'.

Lisa's verkleedpartij

Op een koude zaterdagochtend besloot Lisa eindelijk eens uit te slapen. Maar toen ze net weer wilde omdraaien, hoorde ze haar vrienden beneden roepen. "Lisa, schiet op! Tijd om aan te kleden en naar het verkleedfeest te gaan!" Lisa, nog half slaperig, trok snel wat kleren aan. Ze realiseerde zich snel dat ze zich eigenlijk moest omkleden, omdat haar pyjama toch niet zo geschikt was voor een verkleedfeest. Dus rende ze naar haar kast, kleedde zich om en besloot zich te verkleden als een piraat.

girl with a pirate eye patch standing in her room

Eenmaal aangekleed, en met een ooglapje (eye patch) op, bedacht Lisa zich dat ze nog iets belangrijks moest doen. De stoel in de woonkamer moest nog bekleed worden, want het zag er maar kaal uit. Terwijl ze hiermee bezig was, begonnen haar vrienden ongeduldig te worden en riepen: "Lisa, we moeten echt gaan, de stoel kan wachten!" Uiteindelijk was Lisa klaar en konden ze gaan. Toen Lisa na het feest weer thuiskwam, was het tijd om zich weer uit te kleden en lekker in haar warme bed te kruipen.

Dit korte verhaal laat zien hoe veelzijdig het werkwoord 'kleden' kan zijn!

1. Aankleden (to dress)

'Aankleden' betekent dat je jezelf of iemand anders van kleding voorziet. Dit is een seperabel werkwoord.

  • De vader kleedde de baby aan.
    (The father dressed the baby.)

2. Uitkleden (to undress)

'Uitkleden' betekent dat je jezelf of iemand anders van kleding ontdoet. Dit is een seperabel werkwoord.

  • Het is koud, maar ik moet me toch uitkleden voor de dokter.
    (It's cold, but I still have to undress for the doctor.)

3. Omkleden (to change clothes)

'Omkleden' betekent dat je je kleding verandert, bijvoorbeeld als je van werk- naar sportkleding gaat. Dit is een seperabel werkwoord.

  • Na het werk kleed ik me om voor mijn yogales.
    (After work, I change clothes for my yoga class.)
Woman getting dressed for yoga

4. Verkleden (to dress up)

'Verkleden' betekent dat je je in een andere outfit kleedt, vaak om een bepaald personage of thema te imiteren, bijvoorbeeld tijdens een feest.

  • De kinderen verkleden zich als superhelden voor het carnaval.
    (The children dress up as superheroes for the carnival.)
Children dressed up for a carnival parade

5. Bekleden (to cover / to hold a position)

'Bekleden' heeft vaak een meer formele betekenis. Het kan betekenen dat je iets bedekt (bijvoorbeeld een stoel bekleden), maar ook dat je een bepaalde positie of rol vervult.

  • Hij bekleedt een belangrijke functie binnen het bedrijf.
    (He holds an important position within the company.)

6. Zich aankleden (to get dressed)

Dit is een reflexieve vorm van 'aankleden'. Het betekent dat je jezelf kleedt. Dit is ook een seperabel werkwoord.

  • Ze kleedt zich netjes aan voor het feestje.
    (She gets dressed nicely for the party.)
woman dressing nice for a party

Samenvatting

Het werkwoord 'kleden' kan in verschillende contexten en vormen worden gebruikt. We hebben het gehad over 'aankleden', 'uitkleden', 'omkleden', 'verkleden', 'bekleden', en 'zich aankleden'. Elk van deze woorden heeft een eigen betekenis en gebruik, maar ze hebben allemaal te maken met kleding of bedekking. Er zijn nog meer varianten van 'kleden', met zowel letterlijke als figuurlijke betekenissen. In deze blog hebben we de meest voorkomende besproken. 

Nu je deze vormen kent, kun je ze oefenen door zelf zinnen te maken. Welke vorm vind jij het meest interessant of het moeilijkst? Probeer ze in je dagelijks leven te gebruiken!