Het veelzijdige werkwoord "houden" en zijn vele gedaantes
Wanneer je Nederlands leert, kom je vaak werkwoorden tegen die veel verschillende vormen en betekenissen hebben door toevoeging van voorvoegsels. Een uitstekend voorbeeld hiervan is het werkwoord 'houden'. In deze blog zullen we dieper ingaan op 'houden' en zijn afleidingen, en we geven je voorbeelden om je te helpen deze werkwoorden in de praktijk te begrijpen en te gebruiken.
De kernbetekenis van "houden"
In de kern betekent "houden" "vasthouden" of "bewaren". Denk aan:
- "Ik houd de deur voor je open." (I'm holding the door open for you.)
- "Ze houdt van katten." (She loves cats.)
Maar "houden" is niet zo eenvoudig als het lijkt. Het combineert met andere woorden om nieuwe werkwoorden te vormen met unieke betekenissen. Deze worden "werkwoordelijke samenstellingen" genoemd.
Werkwoordelijke samenstellingen met "houden"
Hier is een tabel met enkele veelvoorkomende werkwoordelijke samenstellingen met "houden", hun betekenissen, voorbeeldzinnen en Engelse vertalingen. Deze lijst heeft lang niet alle werkwoorkelijke samenstellingen en de verschillende betekenissen, maar het geeft een goed idee. Een woordenboek zoals de Van Dale geeft je de meest uitgebreide uitleg.
Werkwoord | Betekenis(sen) | Voorbeeldzin | Engelse vertaling |
aanhouden | arresteren, vasthouden, in stand houden | De politie heeft de verdachte aangehouden. | to arrest, to hold, to maintain |
afhouden | op afstand houden, weerhouden | Hij houdt de hond af van de kinderen. | to keep away, to deter |
behouden | bewaren, in bezit houden | Ze heeft haar oude fiets behouden. | to preserve, to keep |
bijhouden | op de hoogte blijven, noteren | Ik houd een dagboek bij om mijn gedachten te ordenen. | to keep track of, to record |
inhouden | betekenen, omvatten, bedwingen, niet uitbetalen | Het bedrijf houdt een deel van het salaris in voor belastingen. | To contain, to hold back, to withhold, to deduct, to imply |
onderhouden | in goede staat houden, verzorgen | Hij onderhoudt zijn auto goed. | to maintain, to take care of |
onthouden | niet vergeten, in het geheugen houden | Ik moet mijn pincode onthouden. | to remember, to memorize |
overhouden | nog hebben, overblijven | Na het betalen van de huur houd ik niet veel geld over. | to have left over, to remain |
tegenhouden | stoppen, verhinderen | De politie heeft de demonstranten tegengehouden. | to stop, to prevent |
terughouden | in bedwang houden, beperken | De angst voor de diepte hield me terug om te springen. | to restrain, to prevent |
uithouden | volhouden, doorstaan | Ik weet niet hoe lang ik dit nog kan uithouden. | to endure, to bear |
vasthouden | niet loslaten, handhaven | Houd je vast aan de reling! | to hold on to, to maintain |
voorhouden | voorspiegelen, voor de gek houden | Hij hield haar voor dat hij rijk was. | to deceive, to mislead, to hold a mirror in front of someone |
volhouden | niet opgeven, doorzetten | Ondanks de tegenslagen bleef hij volhouden. | to persevere, to persist |
Voorbeeldzinnen met houden
Aanhouden: "De leraar besloot de les nog vijf minuten aan te houden." (The teacher decided to continue the lesson for another five minutes.)
Afhouden: "Ze probeerde hem af te houden van een slechte beslissing." (She tried to keep him from making a bad decision.)
Bijhouden: "Het is moeilijk om alle veranderingen in de technologie bij te houden." (It is difficult to keep up with all the changes in technology.)
Inhouden: "Wat houdt dit in?" (What does this mean?)
"Hij probeerde zijn tranen in te houden." (He tried to hold back his tears.)
Omhouden: "Hij houdt altijd een amulet om zijn nek." (He always wears an amulet around his neck.)
Onderhouden: "Het kost veel geld om een groot huis te onderhouden." (It costs a lot of money to maintain a large house.)
Ophouden: "Kun je ophouden met praten en luisteren?" (Can you stop talking and listen?)
Overhouden: "We hebben nog wat taart overgehouden na het feest." (We had some cake left over after the party.)
Tegenhouden: "De brandweer kon het vuur tegenhouden." (The firefighters were able to stop the fire.)
Uithouden: "Ik weet niet hoe ze dat lawaai elke dag uithoudt." (I don’t know how she endures that noise every day.)
Vasthouden: "Houd mijn hand vast als we oversteken." (Hold my hand while we cross the street.)
Verhouden: "Hoe verhoudt dit nieuwe beleid zich tot de oude regels?" (How does this new policy relate to the old rules?)
Voorhouden: "De mentor hield de studenten een uitdagend project voor." (The mentor presented the students with a challenging project.)